Cognitieve therapie is een vorm van psychotherapie die zich richt op de manier waarop gedachten invloed hebben op gevoelens en gedrag. Het uitgangspunt is dat psychische problemen (zoals depressie, angst, stress of trauma) mede in stand worden gehouden door disfunctionele of negatieve denkpatronen. Door deze gedachten te herkennen en systematisch te onderzoeken, kunnen ze worden bijgesteld of vervangen door meer helpende, realistische gedachten.

Kernprincipes van cognitieve therapie:

Gedachten beïnvloeden emoties en gedrag: Het is niet de situatie zelf die bepaalt hoe iemand zich voelt, maar hoe die situatie geïnterpreteerd wordt.

Automatische gedachten: Mensen hebben vaak snelle, spontane gedachten bij gebeurtenissen, die gekleurd kunnen zijn door eerdere ervaringen of negatieve overtuigingen.

Cognitieve vervormingen: Veel mensen maken denkfouten, zoals zwart-wit denken, overgeneraliseren of catastroferen.

Gedachten onderzoeken en uitdagen: In cognitieve therapie leert de cliënt om automatische gedachten te herkennen, deze kritisch te bevragen en alternatieve, evenwichtigere gedachten te formuleren.

Oefeningen en huiswerkopdrachten: Cognitieve therapie is een actieve therapievorm, waarbij de cliënt vaak schriftelijke opdrachten maakt, dagboekjes bijhoudt of gedragsexperimenten uitvoert om denkpatronen te toetsen.

Bij angststoornissen speelt cognitieve therapie een belangrijke rol omdat angst vrijwel altijd wordt versterkt en in stand gehouden door bepaalde disfunctionele gedachten en interpretaties. Vaak zijn die gedachten overdreven negatief of onrealistisch, waardoor de angst groter blijft dan nodig is. Voorbeelden van disfunctioneel denken zijn:

  • Ik moet me schamen als ik een uitkering heb en geen baan heb.
  • Als je met 30 jaar nog bij je ouders woont ben je een mislukkeling.
  • Ik kan beter niets zeggen dan kan ik ook niets verkeerd zeggen.

Bij depressie is er vaak sprake van negatieve automatische gedachten over:

  • jezelf (“Ik ben waardeloos”),
  • de wereld (“Niemand geeft om mij”) en
  • de toekomst (“Het zal nooit beter worden”).

Cliënten leren om hun spontane gedachten bij sombere gevoelens te noteren: Bijvoorbeeld: “Ik ben een mislukkeling” als iets niet lukt. Of: “Ik kan nergens van genieten” als er iets leuks gebeurt.

Er wordt getracht anders te leren denken en niet puur gericht zijn op:

  • Zwart-wit denken: “Als ik niet perfect presteer, ben ik niets waard.”
  • Negatief filteren: alleen het negatieve zien, het positieve negeren.
  • Gedachtenlezen: aannemen dat anderen negatief over je denken.
  • Overgeneraliseren: “Omdat dit fout ging, mislukt alles wat ik doe.”

Bij autisme spectrum (ASS) zien we:

  • vaak letterlijk denken
  • moeite hebben met empathie en het herkennen en benoemen van emoties en gedachten
  • minder geneigd zijn tot introspectie en denken in oorzaak-gevolg-relaties

Personen met ASS maken denkfouten, maar vaak in andere patronen bijvoorbeeld:

  • Rigiditeit: “Het moet precies zo gaan, anders is het fout.”
  • Overgeneraliseren: “Omdat iemand mij één keer negeerde, mag niemand mij.”
  • Alles-of-niets denken: “Als ik het niet perfect doe, ben ik waardeloos.”

Er wordt getracht deze denkpatronen af te bouwen.

Bij personen met  ADHD zien we onrust, drukte, chaos, impulsiviteit, uitstelgedrag, slordigheid en  vergeetachtigheid en wordt cognitieve therapie vrijwel altijd gecombineerd met struktureringstherapie die zich richt op:

  • Structuur aanbrengen in dagplanning.
  • Time-management technieken.
  • Probleemoplossende vaardigheden.
  • Emotieregulatietechnieken.

Bijvoorbeeld leren een to-dolijst concreet te maken en prioriteiten te stellen,  weekoverzicht/planbord, stop-en-denk plan toepassen bij impulsieve neigingen, papieren zaken rustig en goed lezen, aantekeningen maken in een notitieboekje tijdens gesprekken, kasboekje bijhouden en budgetteren , een papieren agenda hanteren (en niet de smart-phone!),  archiveren in een map/ordner en digitaal archiveren in e-mailmappen (en niet alles door elkaar in whatsapp) op een pc (en niet in een smartphone).

Deze therapie brengt met zich mee dat de behandelaar ook controleert, terugkoppelt en werkt aan de zelfdiscipline. Daardoor is er ook vaak digitaal contact via mail.

Exposuretherapie is een psychotherapeutische techniek waarbij iemand opzettelijk en herhaald wordt blootgesteld aan angstwekkende gedachten, situaties of prikkels — zonder dat vermijding toegestaan is. Het doel is om de angstrespons geleidelijk te verminderen.

Het principe is gebaseerd op habituatie (je went aan de angstprikkel) en/of extinctie (het afnemen van de geconditioneerde angstreactie doordat de gevreesde ramp uitblijft).

Het wordt veel toegepast bij angststoornissen (bijv. paniekstoornis, sociale angst, fobieën), posttraumatische stressstoornis (PTSS) en Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).

Er zijn twee hoofdvormen:

Exposure in vivo

De patiënt wordt blootgesteld aan echte, concrete situaties die angst oproepen. Bijvoorbeeld:

Een patiënt met sociale angst gaat een winkel binnen en vraagt iets aan de verkoper.

Iemand met smetvrees raakt met blote handen een deurklink aan zonder direct te wassen.

Exposure in sensu

De patiënt stelt zich in gedachten bloot aan de angstige situatie of herinnering. Bijvoorbeeld:

Iemand met PTSS herbeleeft in gedachten het trauma onder begeleiding van de therapeut.

Iemand met faalangst stelt zich levendig voor dat hij faalt bij een belangrijk examen.

EMDR staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing.
Het is een psychotherapeutische behandelmethode, oorspronkelijk ontwikkeld voor mensen met posttraumatische stressstoornis (PTSS), maar tegenwoordig ook toegepast bij andere klachten waarbij ingrijpende herinneringen een rol spelen, zoals:

  • angststoornissen
  • depressieve klachten
  • fobieën
  • negatief zelfbeeld
  • complexe rouw

De patiënt wordt gevraagd om een belastende herinnering (beeld, gedachte, geluid, geur) weer voor de geest te halen, inclusief bijbehorende negatieve cognities en gevoelens.

Terwijl de patiënt die herinnering actief voor zich ziet, wordt tegelijkertijd een vorm van bilaterale stimulatie toegepast: oogbewegingen (de therapeut beweegt vingers of een lichtbalk heen en weer, de patiënt volgt dit met de ogen) of alternatieve prikkels zoals tikjes op de handen of geluiden via een koptelefoon, afwisselend links en rechts.

Dit gebeurt in sets van ca. 20–30 seconden.

Na elke set wordt gevraagd wat er in gedachten opkomt. Vaak verandert de herinnering, vervaagt het beeld, of nemen de bijbehorende gevoelens af. Dit proces wordt herhaald totdat de herinnering neutraal of minder belastend wordt ervaren.

Doel van EMDR

  • Desensitisatie: de emotionele lading bij de herinnering verminderen.
  • Reprocessing: de herinnering verwerken en in het autobiografisch geheugen integreren, met minder pathologische betekenis en emoties.
  • Vervangen van disfunctionele cognities door meer helpende overtuigingen.

Bijvoorbeeld van “Ik ben machteloos” naar “Ik heb het overleefd”.

Theoretische verklaring in het kort:

De precieze werkingsmechanismen van EMDR zijn nog niet volledig opgehelderd, maar de meest gangbare verklaringen zijn:

  • Werkgeheugentheorie: het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit. Als iemand een ingrijpende herinnering ophaalt én tegelijk een taak uitvoert (zoals oogbewegingen), vermindert de levendigheid en emotionele intensiteit van het beeld.
  • Neurobiologische processen: bilaterale stimulatie zou helpen om traumatische herinneringen te herstructureren en adaptiever op te slaan.

EMDR is primair gericht op klachten die voortkomen uit disfunctioneel opgeslagen herinneringen en niet  geschikt voor behandeling van adhd, autisme, psychose , dwangstoornissen en primaire depressie zonder trauma-elementen

Verschil met exposure:

Bij exposure blijft iemand langdurig in de herinnering totdat gewenning optreedt, zonder afleiding.

Bij EMDR wordt de herinnering afwisselend geactiveerd én onderbroken door bilaterale stimulatie, waardoor de herinnering minder intens wordt ervaren en anders wordt opgeslagen.

Beide methoden zijn evidence-based bij trauma en angsten, maar verschillen in aanpak en beleving.